Paleo

Sterker nog, er is zelfs een groep mensen die probeert te leven volgens dit principe. Dit zijn de aanhangers van paleo. Het paleodieet, ook wel oerdieet genoemd, bestaat hoofdzakelijk uit natuurlijke voeding. Je lijf zou namelijk het beste functioneren wanneer je onbewerkt vlees, vis, groenten, fruit en noten eet.

Het woord ‘dieet’ lijkt te suggereren dat het gaat om een manier om af te vallen, maar dat is niet het geval. Paleo is een levensstijl. Aanhangers van deze stroming eten niet alleen zoals onze verre voorouders dat deden, maar proberen ook te leven zoals ze dat vroeger deden. Dat wil zeggen dat ze naast op deze manier eten ook veel bewegen. 

Enkele voordelen

Deze manier van leven kent een aantal voordelen. Zo krijg je nauwelijks toegevoegd suiker of zout binnen en ook met e-nummers en andere onnodige toevoegingen heb je weinig te maken. Toch is er ook veel kritiek op het dieet. Het is namelijk een levensstijl die veel tijd kost en lastig vol te houden is. Probeer maar eens een week lang 100% natuurlijk te eten.

Daarnaast zouden voedingsmiddelen tegenwoordig minder voedingsstoffen bevatten dan vroeger, waardoor je een risico loopt op tekorten. De schappen liggen vandaag de dag vol met bewerkte producten en zelfs de versafdeling van de supermarkt is volgens boze tongen niet langer veilig. Zo zouden de groenten en het fruit ‘vervormd’ zijn en zijn ondergespoten met hormoonverstorend gif. Betekent dit dan dat we massaal onze eigen groenten moeten gaan verbouwen?

Het belang van een gezonde bodem

Mineralen zijn stoffen die afkomstig zijn uit ‘de dode natuur’. Dat betekent dat planten en mensen deze stofjes niet zelf kunnen aanmaken. Planten nemen mineralen op uit de aarde, zodat wij ze vervolgens kunnen binnenkrijgen door (plantaardig) voedsel te eten. De kwaliteit van de bodem is dus erg belangrijk, aangezien groenten ons voorzien van belangrijke voedingsstoffen.

De hoeveelheid voedingsstoffen in een groentesoort is niet alleen afhankelijk van de grond waarop de plant staat, maar ook van andere factoren zoals het klimaat, het plantenras, de rijpheid en de grootte van de vrucht. Wanneer je bijvoorbeeld kijkt naar een paprika dan zie je dat een rode paprika veel meer vitamine C bevat dan een groene variant die aan dezelfde plant groeit. Dat komt omdat een rode paprika langer gerijpt heeft.

Is het uiterlijk echt zo belangrijk?

Als je nu naar de winkel gaat en een aubergine koopt, heb je keuze uit prachtige exemplaren. Ze zijn groot en dik, glanzend en vrij van oneffenheden. De enkeling die dat niet is, blijft vaak achter in het schap. Die willen we niet. Behalve als we korting krijgen, dan zijn we opeens gek op de ‘kneusjes’.

Wellicht heb je groene vingers en heb je zelf wel eens een aubergine of andere groente uit eigen tuin in handen gehad. Dan ben je mogelijk van een koude kermis thuisgekomen. Jouw vrucht zag er waarschijnlijk niet zo goed uit als de perfecte varianten uit de supermarkt, maar hoe belangrijk zijn de looks eigenlijk?

Meer, beter, mooier, sneller, gezonder…

Je zou toch denken dat de hoeveelheid voedingsstoffen in groentes belangrijker is dan het uiterlijk, maar uit onderzoek blijkt dat dit niet altijd zo is. Hoe is dat eigenlijk gekomen, deze hunkering naar de perfecte groente? Het grote verbeteren van de rassen van gewassen is net na de tweede oorlog begonnen. De vraag naar voedsel nam toen snel toe, waardoor er behoefte was aan plantenrassen die snel een grote opbrengst konden opleveren.

Inmiddels is er eten in overvloed, maar toch zijn we hier niet mee gestopt. Sterker nog, met rassen die enkel zorgen voor een snelle opbrengst zorgen, nemen we al lang geen genoegen meer. We willen méér. Plantenrassen worden keer op keer gemodificeerd, zodat ze het meest succesvol zijn. Daarmee wordt bedoeld dat ze niet alleen snel een maximaal aantal vruchten moeten vormen. Nee, dit moeten ook nog eens mooie, grote en oneffen varianten zijn én de plant moet genoegen nemen met een minimaal stukje landbouwgrond. Daarnaast moeten de gewassen goed bestand zijn tegen verschillende plagen en ziektes. 

Verschillen tussen vroeger en nu

Het zorgen voor een optimale opbrengst is tegenwoordig wat gemakkelijker dan in de tijd van onze verre voorouders. Waar ze vroeger maar gewoon moest hopen dat de oogst goed was, hebben groentetelers vandaag de dag een hoop middelen ter beschikking. Idealiter gebruiken ze natuurlijk allemaal biologische meststoffen, blijven ze weg van giftige pesticiden en geven ze hun grond eens in de zoveel tijd wat rust door er niets op te verbouwen. Zo krijgt de bodem de kans om zich te herstellen en krijg je gezonde voedzame vruchten. Maar je kunt je misschien wel voorstellen dat dit voor veel telers onbetaalbaar is.

Om ervoor te zorgen dat de landbouwgrond niet uitgeput raakt, wordt gebruik gemaakt van mest of kunstmest. Helaas is dit niet altijd voldoende. Vooral niet wanneer jaarlijks precies dezelfde kunstmest gebruikt wordt. Organische mest geniet de voorkeur, maar dit is niet altijd beschikbaar én een stuk duurder. Daarbij zou je je kunnen afvragen of deze mest nog net zo voedzaam is als in de jager-verzamelaartijd, omdat het vee nu plantaardig voedsel van een minder voedzame bodem eet. 

Gelukkig zijn er inmiddels aardig wat technieken om de kwaliteit van de bodem te verhogen en is de kwaliteit van kunstmest verbeterd, doordat de mest wordt afgestemd op het plantenras. Daarnaast wordt er veel onderzoek gedaan naar manieren om plantenrassen te voorzien van een hogere concentratie voedingsstoffen. Helaas is dit laatste tot op heden slechts toekomstmuziek.

Bekijk hier welke 15 groentes en kruiden je zelf opnieuw kunt laten groeien 

Is het waar, bevatten groenten minder micronutriënten dan vroeger?

Het lijkt alsof de markt van vandaag totaal gefixeerd is op de commerciële waarde en er minder aandacht is voor de aanwezigheid van voedingsstoffen. Er wordt gezegd dat groenten tegenwoordig minder voedingsstoffen bevatten dan vroeger, maar moeten we ons zorgen maken? En is dat ook echt zo? Wetenschappers lijken het op dit vlak niet altijd met elkaar eens te zijn.

Uit onderzoek blijkt dat het vitaminegehalte van verschillende groentesoorten niet of nauwelijks anders is dan vroeger. Dit kan verklaard worden door het feit dat vitamines komen uit de ‘levende natuur’. Dat betekent dat planten in staat zijn om zelf vitamines aan te maken.

Het mineraalgehalte is daarentegen bij een aantal groentesoorten veranderd en in veel gevallen afgenomen. Zo blijkt de spinazie van nu minder koper en fosfor te bevatten dan de variant uit de tijd van de jagers en verzamelaars en ook broccoli blijkt minder rijk te zijn aan calcium. Dat klinkt als iets waar we bezorgd over zouden moeten zijn, maar het ligt iets genuanceerder.

  • Ten eerste is er tegenwoordig voedsel in overvloed, waardoor het iets minder erg is als we bijvoorbeeld wat minder calcium binnenkrijgen via broccoli. Dat kunnen we prima compenseren door al het andere voedsel dat we eten.
  • Ten tweede zijn we niet zo goed in staat om calcium op te nemen uit plantaardige bronnen en kunnen we het mineraal dus eigenlijk beter uit dierlijk voedsel, zoals melk of yoghurt, halen.
  • Ten slotte vertellen de statistieken ons dat er in Nederland gelukkig maar weinig mensen zijn die kampen met gezondheidsklachten door een micronutriëntentekort.

Conclusie

Groenten voorzien ons van belangrijke voedingsstoffen, zoals vitamines en mineralen. Planten kunnen vitamines, stofjes afkomstig uit de ‘levende natuur’, zelf aanmaken. Mineralen zijn stoffen uit de ‘dode natuur’. Dit betekent dat planten en mensen ze niet zelf kunnen aanmaken. Planten nemen deze voedingsstoffen op uit de bodem en wij krijgen ze vervolgens binnen door (plantaardig) voedsel te eten.

Wanneer er minder mineralen in landbouwgrond aanwezig zijn, is de kans groot dat de groente die van deze grond afkomstig is een lager mineralenpercentage bevat. Uit diverse onderzoeken blijkt inderdaad dat dit het geval is. Sommige groentesoorten, zoals spinazie en broccoli, bevatten minder mineralen dan de varianten die onze verre voorouders aten. Het vitaminegehalte lijkt daarentegen niet of nauwelijks veranderd te zijn door de jaren heen.

Toch hoeft dit niet direct een reden tot grote zorgen te zijn. Doordat we in Nederland een overvloed aan voedsel hebben, is de kans op eventuele tekorten voor gezonde volwassenen klein. Ook al bevatten bepaalde groentes tegenwoordig iets minder mineralen dan vroeger, door verschillende voedingsmiddelen te eten, compenseer je dit met gemak.