Als er één recept bestaat waarbij optimaal gebruik wordt gemaakt van oud brood is het wel bij wentelteefjes. Je doopt het brood in melk en ei, bakt het bruin in de pan en bestrooit het met (kaneel)suiker. Maar waar heeft dit lieflijke recept dan zijn naam aan te danken?

Scheldwoord of verbastering?

Over de oorsprong van het woord wentelteef bestaat wat onduidelijkheid. Een verklaring die we vaak horen is die van een verbastering van de zin 'wentel 't eventjes' - wat verwijst naar bereidingswijze. Ook horen we een meer suggestieve verklaring waarbij wordt verwezen naar een vrouwelijke hond. De meest waarschijnlijke herkomst is wat complexer. 

Etymologisch woordenboek

Het woord wentelteef is voor het eerst waargenomen in 1623 in de zin: 'Ey, waer ick t’huys alleen, ick backte wentel-teven Van suyckert witte broot, en butter-smeerigh vet', schrijft historiek magazine. Het eerste gedeelte van het woord verwijst hier inderdaad naar het werkwoord wentelen. 'Teef' is volgens het etymologische woordenboek een vervormde naam van gebaksvorm.

Zo is het bekend dat er in de 19e eeuw ook het woord appelteef werd gebruikt. Dit verwees naar appelgebak. De naamgeving zorgde voor wat ruis op de lijn. De Friezen associeerden het woord 'teef' wél met vrouwelijke hond. In het Fries spreekt men daarom van gebraden hondsvotjes. Wentelteefjes zijn niet alleen in Nederland populair. In België en Frankrijk eten ze het ook graag en daar noemen ze het pain perdu, wat verloren brood betekent.